Kreidlerdatabase
Wie bezuiden Brussel de weg naar Bergen verlaat in de richting Zuun en het rustige Brabantse dorp Sint-Pieters-Leeuw binnenrijdt, kan zijn huis niet missen. Op de hoek van de Georges Withouckstraat is het.
Naast het huis, buiten op de met steentjes afgewerkte oprit, staan een aantal lichte moto's en bromfietsen, daarnaast een wit-blauwe Volkswagen bestelwagen. Een lichtreclame van Honda. Het bedrijf onderscheidt zich in niets van één van de talrijke fiets-, bromfiets- en motorhandels, zoals men er in vrijwel elke Belgische gemeente een kan vinden.
JULIAAN VAN ZEEBROECK KORT GESCHETST
Geboortedatum: 14 juli 1946.
Gehuwd met Marie Thérèse Jacobs op 8 november 1969.
Vader van een zoon, Steven die op 27 juni 1973 geboren werd.
Adres: Georges Withouckstraat 118 te 1600 Sint-Pieters-Leeuw.
Palmares: seniorstitel 50 cc in 1973.
Grote Prijzen 1974:
Kreidlerdatabase
Maar de oplettende voorbijganger zal al dra merken, dat er iets meer dan gewoon is. Er staat buiten ook een caravan van Champion-bougies. Hier zou iemand kunnen wonen, die iets met de racerij te maken heeft. Dat klopt, want men staat pal voor de woonstee van één van de gekendste Belgische snelheidspiloten: Juliaan Van Zeebroeck.
Binnen in de werkplaats — die op het moment van ons bezoek eivol staat met materiaal, fietsen, helmen, bromfietsen, zware moto's enz. —moet men wel even zoeken alvorens tot de vaststelling te komen, dat men wel degelijk is aangeland bij de eerste Belg, die ooit een Grote Prijs voor wegrace-motoren won sedert de wereldkampioenschappen werden opgericht.
Onder zeil weggeborgen in een hoek tegen de deur naar de huiskamer staan ze: de twee Van Veen KreidIers. De „oude" 5-versnellings-machine en de 6-versnellings fabrieksracer, die identiek is aan de fiets waarmee Henk van Kessel zijn wereldtitel haalde. Juliaan van Zeebroeck kwam op de dag van ons bezoek handen te kort om het werk in zijn motorzaak aan te kunnen, maar toch slaagde hij er in zich een paar uurtjes zoveel mogelijk vrij te maken — tussendoor toch even snel een klant helpend als het kon -- om met ons te praten. En vertellen kan de man, die derde werd in het wereldkampioenschap 50 cc.
Er valt inderdaad heel wat te zeggen over Juliaan Van Zeebroeck, want hij is dit seizoen als het ware uit het onbekende razendsnel in de belangstelling gekomen van vooral de Belgische motorfans. „Dat ik het zo goed kan uitleggen zal wel zijn omdat ik hier in een zaak sta" vertelt Juliaan. De winnaar van Imatra geeft de indruk niet bepaald een lichtgewicht te zijn die achter de stroomlijn van een racertje weg kan duiken. „Ik ben na de laatste Grote Prijs in Barcelona nog een tijd in Spanje gebleven om mijn verlof door te brengen", aldus Van Zeebroeck, die daarmee zijn hoger gewicht dan normaal verklaart. „Maar in het seizoen weeg ik ongeveer 57 kg. Nee, aan footing kan ik niet doen. Mijn motorhandel vergt te veel werk. Doch het is al werkend dat ik wel de nodige kilo's verlies..."
Alvorens Juliaan Van Zeebroeck een zelfstandig werker werd, was hij na het behalen van zijn diploma A3 aan het Don Bosco-College te Halle, elektrieker bij de gemeente Anderlecht. Maar stilaan begon hij ook een eigen zaak op te bouwen en toen die te veel tijd ging opeisen moest hij wel uit de gemeentedienst treden. Als jonge snaak voelde Juliaan zich aangetrokken door „snelheid".
Kreidlerdatabase
„Ik geloof, dat iedere jonge vent graag snel rijdt", zegt hij. „Bij mij kwam dat omdat een aantal van mijn vrienden koersten en omdat ik er wel interesse voor had, ging ik het ook wagen. Dat doet me denken aan de prestatie die ik ooit geleverd heb op de toen half opgebroken Bergense steenweg. Met een 50 cc legde ik toen de afstand van het Anderlechtse politiegebouw naar thuis in minder dan 9,30 af. Gekke dingen doet men als men jong is. Zou ik weten dat mijn zoon Juliaan is vader van een bijna anderhalf jaar oude bengel — zoiets uithaalde, dan zou ik hem kortweg zeggen er mee te stoppen en maar de fiets te nemen".
In de tijd dat de eerste race-ambities werden uitgewerkt moest Juliaan Van Zeebroeck thuis schipperen: „Vader had er niets op tegen dat ik ging koersen. Maar moeder vond het toch niet al te best. Ik moest dus beloven een „engeltje" te zijn. Niet op zwier gaan enz.". Dat men bij Juliaan thuis een bromfietshandel had, verklaart natuurlijk mede zijn interesse voor mechaniek. Maar niet alleen mechaniek interesseerde hem. Ook dat meisje, dat iedere dag voorbij de deur kwam gestapt. Daar wou hij wel eens nader kennis mee maken. En ja, hoe gaat het dan: „Ik heb haar achterna gefloten en ben haar achterna gereden" bekent vlot babbelende Juliaan. De verliefdheid liep voor een vijftal jaar tenslotte uit op een huwelijk met de blonde Marie Thérèse Jacobs.
Kreidlerdatabase
Sedertdien werd het gezin uitgebreid met zoon Steven, die midden 1973 goeiedag kwam zeggen.
Met zijn spaarcenten — „van thuis kreeg ik geen koersmachine" — kocht Juliaan zijn eerste racertje (een Flandria) van een vriend. Via de club van Vlezenbeek — waarbij hij tot heden toe nog aangesloten is — werd een licentie aangevraagd bij de Belgische Motorrijders Bond en de 16-jarige Brabander kon starten. Dat was het begin van een sportloopbaan, die beslist niet duizelingwekkend snel is gegaan. De in Anderlecht werkende, ambitievolle jongeman kwam iedere dag tijdens zijn vrije uurtjes binnenlopen bij de Brusselse motorinvoerder Van den Barre. Met geld dat hij verdiend had door na zijn normale dagtaak nog ergens anders de handen uit de mouwen te steken, kon Juliaan bij Van den Borre een Itom op de kop tikken en kreeg hij ook een zekere steun in de vorm van goedkope onderdelen. Twee jaar bleef hij Itom-rijder. Daarna werd een Derbi gekocht van een Belgische Italiaan en uit die dagen dateert ook zijn supportersclub. Als opvolger van de Spaanse machine kwam er een luchtgekoelde Kreidler, die in Nederland werd aangeschaft. Tot in 1972 was dat dan de racer waarop Juliaan aantrad. Maar hij wist dat er nog betere machines te krijgen waren. Zo werd besloten de watergekoelde Kreidler van klimkoers-kampioen Duchesne einde '72 over te nemen. Er werd in deze machine een andere cilinderbus gemonteerd, maar een massa kleine problemen verhinderden veel pret te beleven aan de aanwinst. Via motorinvoerder Van den Borre en een Nederlandse handelsreiziger, die daar op bezoek kwam, ontstond datzelfde jaar het eerste contact met Van Veen. Met een 5-versnellings machine uit Amsterdam behaalde Van Zeebroeck in 1973 de nationale senior-titel 50 cc (die spijtig genoeg dit seizoen niet meer betwist werd door gebrek aan wedstrijden — koersen als Lombardsijde buiten beschouwing gelaten). De prestaties van Belgisch snelste 50 cc-man in 1974 zijn de motorliefhebbers beslist bekend. Maar toch zijn er enkele markante dingen gebeurd in dit seizoen. „Bij Van Veen wilde men graag de Kreidler-verkoop in België stimuleren via de prestaties van een Belgisch piloot. Uiteindelijk kwam het er op neer dat ik in Imola mijn laatste Grote Prijs met een vijfbakmachine reed en in Assen voor het eerst mocht starten op een zesversnellingsfiets. In Clermont Ferrand had de ontsteking het in de vierde ronde begeven. Op de Nüburgring werd er gestaakt: al was ik toen een groentje in de racerij, toch vond ik het echt gevaarlijk, het was er te koud en er waren vrijwel geen veiligheidsvoorzieningen. Dat de inrichter ons toen toch probeerde over te halen met het aanbod de startpremies der „groten" te verdelen, werd aangevoeld als een soort van omkoperij en zijn voorstellen hadden dan ook precies een omgekeerd effect. In Imola geraakte vlak voor de start de nippel van de koppelingskabel los. Tijd om te herstellen was er niet meer. Jan Huberts stelde me gerust:
Je loopt heel hard aan, wipt er op en dan maar heel voorzichtig gas geven om toeren te winnen. Het lukte en ik werd 7e".
Maar na de Italiaanse Grote Prijs zou de vooruitgang van Juliaan Van Zeebroeck met reuzenschreden geschieden: „In Assen dus voor het eerst op een zesbak. Ik kende het parcours niet voldoende en slaagde er bijvoorbeeld niet in een bepaalde bocht in één keer te nemen. Bovendien was er het probleem dat ik mijn automatismen moest zien te vergeten. In plaats van de eerste versnelling naar beneden te schakelen moest die nu omhoog. Toch was ik op 400 meter van de finish nog derde. Toen bleek dat de versnellingen te veel te verduren hadden gekregen... Francorchamps betekende voor mij voor het eerst op de eerste rij staan in een Grote Prijs. Op de derde rij kijkt niemand naar je om. Vooraan staat ge plots in de belangstelling van iedereen en wordt ge omstuwd in de minuten voor het vertrek.
Ik had me kalm kunnen voorbereiden, maar toch kwam ik fel onder de indruk van de speciale sfeer voor de start. Jan de Vries had me verteld de snelle bochten in Francorchamps op volgas te nemen en in de stroomlijn weggedoken te blijven zitten. Maar ik verzeker u dat zulks niet lukt in de eerste ronde. Om met een 50 cc voor de eerste keer de 200 km/uur te overschrijden moet ge moed hebben. En in de eerste snelle bocht komt ge toch uit de stroomlijn kijken... Ik wil grif aannemen dat iemand als Bonera reeds in het begin van het seizoen schrik had voor Francorchamps. In de 500 cc gaat het nog veel sneller en voor mij was 200 "al voldoende om me ongerust te maken". Na Zweden met de Grand Prix te Anderstorp kwam het Finse Imatra aan de beurt: „Tijdens de training had ik nog gezegd dat het voor mij tijdens de koers mocht regenen. Er was in Imatra immers een bocht die ik niet zo snel nam als mijn rivalen en bij regenweer zouden zij daar eveneens verplicht zijn trager door te komen. En op het ogenblik van de koers zelf regende het..." Juliaan Van Zeebroeck kwam goed vooraan weg, werd in de tweede bocht al tweede: „Op het natte wegdek vielen er meerdere schuivers te noteren. Ik kwam aan de leiding. Maar het is onvoorstelbaar wat er allemaal door je hoofd gaat als je voor het eerst op het punt staat een Grote Prijs te winnen. Ge denkt, hier kom ik de laatste keer voorbij, alles is nog goed.
Er is nog voldoende benzine. Maar als ik toch eens met benzinetekort moet afrekenen? De watertemperatuur is oké. Maar als er daar toch eens iets verkeerd gaat. Je weet dat de voorvork in Imatra flink moet werken. Je vraagt je af of alles vooraan wel degelijk vaststaat. Kortom, die laatste ronde is in feite snel voorbij, maar lijkt wel een eeuwigheid te duren...".
Het teamwork bij Van Veen-Kreidler leverde Henk van Kessel in Brno de titel op. Voor de daarop volgende G.P. in Opatija werden geen afspraken gemaakt. „Waarom Henk en ik elkaar zo bekampt hebben in Opatija? Wel, Henk was wereldkampioen en werd niet graag verslagen en ik zelf dacht de nieuwe titelhouder wel aan te kunnen. Eenmaal op kop ging ik ergens over de limiet en deed een val tegen zowat 140 km/uur. Gelukkig bleef alles bij kleerscheuren...". Na Opatija wist Juliaan Van Zeebroeck dat hij absoluut in Spanje moest winnen om tweede te worden in het wereldkampioenschap. „Maar ik was te zenuwachtig. Ik remde slecht, ging slecht de bochten in, schakelde slecht, dacht maar voortdurend niet opnieuw te vallen. Rittberger kwam van achter terug en ging me voorbij. Ik kon hem gewoonweg niet bijhouden. Eerst na een zestal ronden kreeg ik op Montjuich m'n vertrouwen terug en zakten mijn tijden ineens met zowat zeven seconden. Maar de koers was al te vergevorderd om nog terug te slaan... Al verbeterde ik er het ronderecord, toch moest teammanager Jan de Vries me na afloop opbeuren, want ik keek nogal stuurs...". Het seizoen 1974 bracht dus een hele ommekeer in de sportloopbaan van Juliaan Van Zeebroeck, die als derde eindigde in het wereldkampioenschap. Klein detail, dat eveneens veranderde in de loop van dit jaar: „In Francorchamps reed ik voor het laatst met mijn vertrouwde Cromwell-helm. Op aandringen van de heer Coppieters van Van Veen Import ging ik over op een integraal-helm van Premier, die me geschonken werd door het Brusselse Maison de la Moto. Thans zou ik niet meer willen ruilen. Want in die oude Cromwell was ik na iedere koers vrijwel doof...".
Juliaan Van Zeebroeck zou het ook wel in 125 cc willen wagen: „Maar dan dadelijk op een zeer competitieve machine. Voor de hogere klassen voel ik niet zo veel. In 1972 won ik wel met Memola op een Laverda 750SFC de 1000 km van Mettet. Niet de snelheid, maar het gewicht van de „dikke" machines schrikt me wat af...". Juliaan Van Zeebroeck blijft dus als „lichtgewicht" de voorkeur aan de 50 cc geven.
In het gewone leven rijdt hij nu en dan wel eens met een wegmachine: „Dat is dan telkens maar voor een kort testritje met een moto van een klant." Dat aantal testritjes zal einde dit jaar wel iets hoger oplopen, want Juliaan neemt nu in zijn zaak ook de zwaardere brokken van de Honda-lijn op.
Kreidlerdatabase
Grotendeels overgenomen van Kreidler.nl & Wikipedia