John Bos
'Als ik de kans krijg, koop ik de fabriek', zei John Bos toen hij als 12-jarige viel voor het legendarische bromfietsmerk Kreidler.
Pakweg 25 jaar en 28 truckladingen later is het zover.
Het complete archief, machines, mallen en duizenden onderdelen van het wereldberoemde Duitse merk staan nu in Zeeland en ook de merknaam is inmiddels zijn eigendom.
Kreidlerdatabase
In 1982 ging de in Stuttgart gevestigde bromfiets fabrikant Kreidler failliet.
De dalende belangstelling voor bromfietsen en de oprukkende Japanse concurrentie deden de Duitse onderneming uiteindelijk de das om. Door de lage lonen en goedkopere productiemethoden konden de Japanners veel goedkopere producten leveren. De Duitse rechter bepaalde dat de curator van Kreidler nog minstens vijf jaar na het faillissement moest voldoen aan de vraag naar onderdelen, waardoor een klein aantal van de oorspronkelijk 800 arbeiders de productie op kleine schaal kon voortzetten. Deze vorm van continuïteit leek een stille dood te sterven, tot een Nederlander zich meldde aan de poort van de verpauperde fabriek.
Die Nederlander was John Bos (39), een stugge Zeeuw die het merk vanaf zijn jeugd een warm hart toedraagt. Dat de man nog in leven is mag een wonder heten, want in zijn jonge jaren scheurde hij vaak met snelheden van boven de 100 kilometer per uur over de Zeeuwse dijken. „Als er weer een stukje in de krant stond met als kop: 'Politie achtervolgt snelle brommer', "ging dat vaak over hem", vertelt zijn vader Kees Bos (58 ).
Een keer was er zelfs een politieblokkade nodig om hem tot stoppen te dwingen. 'Die Bos wordt niet oud', zei men dan ook vaak in zijn geboorteplaats Heinkenszand.
John Bos is volgens zijn vader 'met een brommer onder zijn kont geboren'. Toen hij zes jaar oud was, reed kleine John al op een speciaal voor hem geprepareerde bromfiets. Later begon het sleutelen. "In plaats van uitgaan op zaterdagavond, zaten ze de halve nacht bij ons in de garage", vertelt Bos senior. „Een krat bier erbij, worst en patat en dan werden de brommers weer uit elkaar gehaald of opgevoerd. In zijn slaapkamer stond altijd een motorblok klaar en onder zijn bed lagen vaak andere onderdelen. Tot verdriet van zijn moeder. Op een gegeven moment kwamen jongelui vanuit heel Zeeland naar ons huis om hun brommers te laten opvoeren." Vanaf zijn twaalfde deed John Bos ook mee aan wedstrijden. Tussen 1975 en 1978 reisde hij heel Nederland af voor de racerij. Brommer en berijder sliepen samen in één tent.
Hoewel hij in zijn wilde jaren op allerhande brommers reed, kreeg het merk Kreidler hem in de greep door toedoen van een invalide dorpsgenoot. "Toen ik op zoek was naar een goede bromfiets, twijfelde ik tussen een Kreidler en een Zündapp en die man vond dat ik een Kreidler moest kopen", vertelt John Bos. „Hij had een invalide karretje met een Kreidler motor en zei dat dat ding hem nog nooit in de steek had gelaten. Ik luisterde daarom naar zijn advies en heb nooit spijt gekregen van die beslissing."
De Zeeuw werkte een aantal jaren bij verscheidene fietsenmakers en leerde het vak van bevlogen techneuten. Later begon hij een eigen bedrijf dat zich toelegde op het repareren, reviseren en 'tunen' van oude bromfietsen en motoren. Ondertussen volgde hij nauwgezet de ontwikkelingen van de Kreidlerfabriek in de hoop ooit te kunnen toeslaan. Eind 1994 greep hij zijn kans. „Op oudejaarsdag 1994 zijn we begonnen met inpakken. Ik was als de dood dat er spullen gestolen zouden worden, dus reed ik zelf achter de trucks aan. Heel mijn leven zat erin en dus verbood ik de chauffeurs onderweg te overnachten. Ook leerde ik in één dag een heftruck te besturen, want als er toch iets mis ging tijdens het uitladen, dan wilde ik dat liever zelf op mijn geweten hebben." Dat Bos meer getrouwd bleek met het merk Kreidler en twee huwelijken strandden als gevolg van zijn passie, bevestigt slechts een deel van zijn toewijding. „Het liefst houd ik het productieproces van grondstof tot eindproduct onder controle.
Er gaat ook geen enkele brommer de deur uit zonder dat ik er een proefrit op heb gemaakt.'' Volgens zijn vader is John Bos een echte zeikerd. „Met het afstellen van motorblokken werkt hij tot op de duizendste millimeter nauwkeurig. Hij is twee weken bij TNO geweest om de nieuwe Kreidler's te laten voldoen aan de strenge milieueisen en nu werkt hij aan prijslijsten in allerlei talen voor de 7000 onderdelen. Hij kan gewoon moeilijk dingen uit handen geven."
De fabriekshal op het industrieterrein Eindewege ziet er verzorgd uit. In 28.000 kratten en stellingen liggen 7000 verschillende onderdelen. "We kunnen hier alle onderdelen leveren voor bromfietsen tot 35 jaar oud", vertelt Bos. Maar we hebben ook alle tekeningen nog en bijna alle mallen, dus alles kan opnieuw worden gemaakt. Ik heb een paar oud werknemers in Duitsland zover weten te krijgen dat ze nog steeds onderdelen voor ons maken. De nieuwe Kreidler's die hier in kleine series worden gebouwd, zien er eigenlijk hetzelfde uit als het oermodel. We hebben alleen hier en daar technische veranderingen doorgevoerd, voornamelijk om aan de strengere wetgeving te voldoen. We verkopen nu nog de Automatic, de RMC, de RMC-S en de RS voor prijzen variërend van 5700 tot 7900 gulden." Behalve Kreidler, staan ook de merken Zündapp en Puch die vroeger het straatbeeld beheersten, mijlenver af van de jeugd die zich tegenwoordig vooral op bromscooters verplaatst.
Kom bij de 16-jarigen van vandaag dan ook niet aan met termen als 'buikschuivers' en 'nozems', want deze benamingen voor de bromfietsers uit de jaren 60 en 70 behoren al lang tot het verleden. Volgens John Bos heeft de Kreidler inmiddels de status van een echte klassieker bereikt. 'Elke zaterdag staat het hier aan de balie vol met mensen uit heel Nederland. Er zijn hobbyisten bij die voor 500 gulden een oud beestje kopen en hem dan zandstralen, opknappen en met originele onderdelen weer opbouwen.'
Maar ook uit Duitsland, Frankrijk en Denemarken is de belangstelling voor het merk Kreidler groot. Sommigen komen volgens de fabrikant gewoon op de bonnefooi voor een of twee onderdelen en gaan dan na een overnachting in een hotel weer naar huis.
En dat terwijl John Bos destijds voor gek werd verklaard, toen hij aangaf de fabriek te willen kopen. 'Het was een gok', geeft hij nu toe. 'Maar ik wist toen zeker dat succes gegarandeerd was. Anderen vroegen zich af hoe ik nou kon leven van die ouwe troep en ook de bank stond niet te popelen om dit avontuur te financieren. Maar inmiddels hebben we verkooppunten in Frankrijk, Duitsland, België en Amerika en vanuit de hele wereld komen dagelijks nieuwe bestellingen binnen. Er zit nog steeds een stijgende lijn in de verkopen en blijkbaar was ik destijds een van de weinigen die de potentie van het merk op de juiste waarde wist te schatten.'
Bron: Algemeen Dagblad, zaterdag 24 juni 2000
Foto: Cor de Kock